Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Interviews

Trouw, 18 april 2002
Hester Haarsma

Een ramp als je niet uitverkoren bent

Noach bouwde een ark, zijn gezin werd gered en de rest van de mensheid verdween in de kolkende watermassa. Noach was uitverkoren, maar was hij rechtvaardiger dan anderen? Anne Provoost schreef erover in het jeugdboek De arkvaarders en ontving gisteren de Gouden Zoen, de literaire onderscheiding voor het beste boek van het afgelopen jaar voor jongeren vanaf twaalf jaar.

'Veel te ambitieus voor een moeder met drie kinderen', noemt Provoost De arkvaarders; een dikke pil voor de jeugd, bijna driehonderd pagina's. ,,Op cruciale momenten tijdens het schrijven had ik het gevoel dat een stemmetje riep: 'Mama, ik heb me pijn gedaan'. Dat bleek niet een gevoel te zijn, dan was het een van mijn kinderen.'

Haar boeken zijn een succes. Haar tweede boek Vallen werd bekroond met de Gouden Uil. Daarna kwam ze met De roos en het zwijn (Belle en het Beest), in 1998 geprezen met een Gouden Zoen van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek.

Voor De arkvaarders gebruikt ze dezelfde methode: ze grijpt terug naar de oude verhalen. Noach is in haar versie een oude, zieke man die niet in staat is de ark af te timmeren. Zijn zonen, Sem, Cham en Jafeth nemen die taak op zich. Cham wordt verliefd op Re Jana, een meisje dat met haar familie naar het 'bouwproject' van Noach, de bouwmeester, trekt. Wanneer zij hoort dat hun een grote ramp staat te wachten, realiseert ze zich ook dat zij niet tot de 'uitverkorenen' behoort. Want alleen de rechtschapen mensen zijn uitverkoren. ,,Maar is Noach werkelijk meer rechtschapen dan de mensen om hem heen? Ik denk dat hij geluk heeft gehad. Net zoals wij, dat wij in het rijke Westen zijn geboren.'

De vraag blijft door het hele boek zweven. Noach kan het niet over zijn hart krijgen om al de bouwlieden te vertellen dat hen de verdrinkingsdood wacht omdat ze niet uitverkoren zijn. De emoties lopen hoog op. ,,Als jullie rechtschapen waren, stonden jullie nu je plaatsen af. Je stond ze af aan de kinderen, de lammen en de zwakzinnigen! Waarvoor moeten zij boeten?'

Provoost: ,,Als mens kan ik niet stellen dat iemand rechtschapen is. Ik zie alleen zijn handelingen en kan daar mijn oordeel op baseren. Rechtschapen zijn zie ik op een glijdende schaal. Je staat nooit op honderd, maar ook nooit op nul. Zelfs Hitler zal wel eens rechtschapen daden hebben gesteld.'

Noach houdt vast aan zijn overtuiging dat hij en zijn gezin uitverkoren zijn en de rest niet. Veroordelen doet Provoost niet. ,,Het is eigen aan de mens om zijn opvattingen als de juiste te zien. Dat moet ook. Als ik een manier van leven leid en ik denk niet dat mijn keuze de goede is, dan is mijn leven niet houdbaar. Je moet geloven in je eigen manieren, anders kun je niet overleven, dan ga je ten onder.'

De arkvaarders is geen lichtvoetig avontuur met een gelukkig einde. Nadat de wereld onder is gelopen, blijkt ook het verblijf op de ark weinig vreugde te brengen. Noach heeft een alcoholprobleem (,,Die dronkenschap heb ik niet verzonnen'), zijn vrouw ziet het leven op de ark niet zitten en duikt het water in, door de mest van de dieren is de ark smerig. Uiteindelijk wordt ook nog de duif die het takje had moeten brengen aan een afgod geofferd. ,,Je kúnt toch niet geloven dat het gezellig was geweest? Wanneer mensen moeten samenleven in een levensbedreigende situatie, als ze tot elkaar zijn veroordeeld, is dat een hel. Het is de spannendste situatie waarin een mens terecht kan komen. Dat is nog erger dan een executie, die is snel voorbij.'

Wanneer de overgebleven familieleden van Noach de ark verlaten, is de aardbodem niet veel meer dan drab met algen, hun woonplaats wordt niets anders dan een ellendig nederzettinkje in een landschap vol wratten en uitstulpingen. Er volgt een nuchtere constatering over de overgebleven mensen: ,,Dit waren ze, de uitverkorenen, het begin van een nieuw mens. Niemand was veranderd.'

Geen positief mensbeeld? Provoost gelooft wel in het individu, 'maar over de hele lijn kunnen we als mensheid ons niet op de borst kloppen'. ,,We zijn zesduizend jaar verder en kijk wat we doen. We denken een beschaafd leven te leiden, maar we leven nog steeds in de immoraliteit. Denk maar aan de verdeling van de rijkdom.'

Volgens haar zijn de rijke westerlingen uitverkoren. Ze ziet het uitverkoren zijn meer als een toevalstreffer, het hebben van geluk. ,,Daar gedragen we ons ook naar. In ons superieure levensinstelling zeggen we dat we recht hebben op een groot huis, op luxe. Ik maak deel uit van die uitverkorenen. Ik ga niet in de goot liggen en ik heb geen oplossingen voor de problemen. Leven is ons verzoenen met 'het goed hebben'. En ja, actie om dat geluk met anderen te delen? Die initiatieven zouden veel groter moeten zijn. Ik kán mijn huis openstellen voor twee Afgaanse gezinnen, voor oorlogsvluchtelingen. Maar dat doe ik niet.'

Ze geeft geen antwoord op de morele dilemma's in haar boek. ,,Ik laat alle stemmen aan het woord, maar aan het einde weet ik het niet meer, de stemmen niet en het boek ook niet.'

Provoost heeft zich niet geidentificeerd met een bepaald personage in het boek. ,,Bij het uitverkoren zijn, hoort ook het gegeven dat er in mijn leven nog geen erge dingen zijn gebeurd. Geen gezinsleden verloren, ik heb zelf geen vreselijke echtelijke drama's meegemaakt. Voor mij is dit boek een hersenoefening. Ik schrijf niet over wat ik meegemaakt heb. Het is nadenken over hoe ik zou kunnen reageren in crisissituaties. Ik weet dat nu nog niet. Reageer ik in paniek of juist rustig? In het boek tast ik wel de mogelijkheden af.'

De diverse reacties maken het verhaal menselijk. De arkvaarders brengt geen gezellig dobberende schuit vol leuke dieren en mensen. Het brengt de wanhoop van hoe te overleven. Een jeugdboek? ,,Het boek is gedurfd, maar in de zin van: kan ik de lezer verhaaltechnisch zo op de proef stellen? Ik schort het verhaal op totdat het water wegtrekt. Durf ik zoveel bladzijden te spenderen aan de tijd voor en na de regenval? Nee, ik heb nooit gedacht dat ik me te veel vrijheid heb toegeëigend om het verhaal van Noach in te vullen. Je kent toch het aard van het beestje, de mens. Er zijn mensen die verkrachten, zelfmoord plegen. Wie gelooft dat dat zesduizend jaar geleden niet kon gebeuren? Ik ga een volk daarvan niet vrijpleiten.'