Gierick&Nieuw Vlaams Tijdschrift, 07 november 2006
Kathy De Nève
‘Wat men niet kan benoemen, noemt men graag God’
Antwerpen, Borgerhout – Het is half juli en gloeiend heet. Ik drink ijsgekoelde koffie, van het huis. ‘Een recept uit Amerika’, zegt Anne Provoost. We zitten aan de houten tafel die pal in het midden van een idyllische tuin staat. Helemaal achterin, een spiegel die het decor waarin we ons bevinden groter doet lijken. Daarvoor: spelende kinderen. Het is vakantietijd. Over de hele lengte van de tuin loopt een grijze tuinslang. Alleen, het water dat voor het plonsbad bedoeld is mondt vroeger uit dan verwacht. Onder tafel. Kortom: geen geschiktere locatie denkbaar voor een onderhoud over geloof en rede. Eén ding staat al vast. Anne Provoost gelooft in de liefde. En die liefde is onvoorwaardelijk. Dat merk je.
PEN World Voices is een schrijversfestival op uitnodiging van de voorzitter van PEN America, Salman Rushdie. 137 schrijvers en critici uit 41 landen spreken in 58 panels, lezingen en debatten. Het festival is toegankelijk voor publiek en heeft plaats op uiteenlopende locaties in New York, Manhattan. Het laatste vond plaats in april van dit jaar. Aanleiding tot dit gesprek is de deelname aan het festival van Anne Provoost. Als enige Belgische auteur werd zij gevraagd om deel te nemen aan de debatten rond het thema ‘Geloof en Rede’ in de 21ste eeuw. Het aantal prominente figuren uit de schrijverswereld is opmerkelijk. Om er maar enkele te noemen: David Grossman (Israël), Jeanette Winterson (Engeland), Margaret Atwood (Canada), Toni Morrison (VS), Antonio Muñoz Molina (Spanje), Orhan Pamuk (Turkije).
Het laatste boek van Anne Provoost De arkvaarders werd in de Verenigde Staten bijzonder goed onthaald. Maar hoe reageerde zij zelf op die uitnodiging?
‘Ik hou van Amerika. In de eerste plaats was ik dan ook blij dat ik er weer naartoe kon gaan. Ik heb een tijdje in de VS gewoond. Ik vind de mensen er veel soepeler in omgang, opener in hun denken ook dan de Europeanen. Dat én hun streven naar voorkomendheid intrigeren me. Maar wat mijn aanwezigheid op het PEN-congres betreft: stel dat het hele gebeuren in China zou hebben plaats gevonden, dan zou daarvoor hier minder aandacht geweest zijn. Voor velen blijft Amerika nog steeds het land waar nog alles mogelijk is.’
In haar laatste boek De arkvaarders werkt Anne Provoost het bijbelverhaal over Noach uit. Wat eens een kort verhaal was, werd een epische roman van bijna driehonderd bladzijden. Maar ook haar vorige roman De Roos en het Zwijn is een nieuwe interpretatie van een al bestaand sprookje. Beschouwt ze zichzelf hierdoor als een postmodern auteur?
‘Elk verhaal dat al bestaat, kan je op een andere manier vertellen, op een andere manier lezen ook. Fictie is een spel. Het is als een maaltijd klaarmaken. Het bestaat maar tijdelijk, dus. Alleen, een geschreven boek kan je nadien nog altijd uit de kast halen. Hoe dan ook, voor de schrijver blijft fictie een tijdelijk gegeven. Schrijf je over hetzelfde thema jaren later weer iets, dan zal je boek een heel andere wending nemen. Je denken bepaalt uiteindelijk hoe fictie er zal uitzien. En ook dat evolueert. Literatuur is iets heel kleins, net als brood bakken. Ik probeer geen grotere betekenis te geven. Alles is relatief. Dus ook literatuur schrijven.’
David Grossman was één van de panelleden in het gesprek “Writing Myth Now” met Colum McCann als moderator. Grossman eindigde het lange debat met de woorden: “The power of myth is that when we read a myth, we become a child again.” Kan Anne Provoost vrede nemen met deze slotzin?
‘Niemand wordt terug kind. Wat is het kind eigenlijk? En, wanneer stopt het kind-zijn? De enige parameter die ik ken, is wanneer de groei stopt. Buiten dat bestaat er geen vaste regel. Zijn kinderen meer verwonderd als ze de leeftijd van drie hebben of van tien? En, missen wij als volwassenen dan alle gevoel voor verwondering? De kinderlijke blik, die de verwondering of een zekere argeloosheid uitstraalt, die moet men wat mij betreft niet zo idealiseren. Ook kinderen kunnen behoorlijk berekenend te werk gaan. Ik merk dat vaak bij mijn kinderen. Mijn zoon die koste wat het kost dezelfde T-shirt wil als een klasgenootje van hem, speelt daar dan zo veelverwondering? Ik idealiseer dat niet.’
De bijbel als inspiratiebron voor epiek. Zijn mythologische verhalen een onvermijdelijkheid geworden?
‘Voor mij is de bijbel een reeks van mythen, verhalen die geschreven zijn om troost te vinden, om zich verbonden te voelen met ‘iets’ waar we naar opkijken. De idee dat er niets zou zijn maakt ons onrustig. Waarom zijn we daar toch zo bang voor? Die verbondenheid, de Heimlichkeit, is een belangrijk criterium voor het geloof in het algemeen. De bijbel is een interessant historisch verhaal maar voor een groot deel ook een poging om de Unheimlichkeit te bedwingen. Mythologische verhalen zijn nodig om onze eigen plaats in de kosmos te bepalen. In het begin wist niemand waar we stonden. Stilaan zijn we meer gaan begrijpen. Mythologie is een emancipatieproces. We trachten ons zelf een plaats te geven naast of onder de Goden. Mythes bevatten dikwijls verwijzingen naar gevreesde natuurelementen, de oorsprong van leven, een mogelijk hiernamaals, dat soort dingen. Ze stellen de vraag over waar we naartoe gaan en waar we vandaan komen, zowel in ruimte als in tijd.. Het vertellen van mythes is eigenlijk een daad van moed. Het positioneert de mens tegenover wat hij niet begrijpt. Dit vindt je ook terug in De Roos en het Zwijn; het meisje dat handelt naar wat ze zelf gelooft.’
Heeft álles dan met geloof te maken?
‘Met overgave. Het willen aanvaarden dat het zo is. We geloven wat ons wordt verteld. In de positieve wetenschappen waren het eerst de atomen die als de kleinste deeltjes van de natuur werden beschouwd. We namen dat aan. Later bleek dat er nog kleinere deeltjes bestonden. Die gingen we dan de neutronen noemen. In de wiskunde ging men spreken over oneindigheid. Terwijl oneindigheid niet bestaat. Het is niet meer dan een abstract concept. Wetenschap staat dan wel haaks op het geloof, maar uiteindelijk geven we ons als vanzelf over aan al deze stellingen. Ik weet dat er dingen bestaan die ik niet begrijp, die ik niet kan vatten. Veel mensen noemen dit God. Ik kies ervoor om bewust te leven met de onbenoembaarheid ervan. Ik voel niet de noodzaak om dit in te kapselen in een begrip dat uiteindelijk toch te breed uitvalt.’
‘Speelt de onwetendheid een grote rol in de mate waarin we gaan geloven?
‘De onwetendheid is alles wat mijn harde schijf op dit moment niet kan bevatten: het afwezige, het gat. Dat is ook mijn beperking. Bewust worden is een verschuiving in de tijd. Vijftien jaar geleden zou dit onderhoud er helemaal anders hebben uitgezien. Wat ik toen niet wist, weet ik nu misschien wel en wat ik wel wist ben ik in de loop der jaren gaan bijstellen. Geloof en rede geraken in elkaar verstrengeld . Een stukje geloof en een stukje rede; twee pakketjes door elkaar. Voor mij is er geen rechtstreekse lijn. Uiteindelijk ga je niet minder geloven, maar meer weten!’
No pity
Wat vindt Anne Provoost van de uitspraak van atheïst Ger Groot (uit Filosofiemagazine, juni 2006): “God zie je niet. Wat je kunt waarnemen zijn mensen in een kerk.”
‘Dat is ook wat ik denk. Ik zie de God niet waarin mensen geloven, maar hij is wel in hun hoofd aanwezig. God bestaat omdat hij in het hoofd van de mensen bestaat. Ik ben niet gelovig maar kan wel begrip opbrengen voor mensen die in een God geloven. Veel te vaak ontbreekt ons de tolerantie om andersdenkenden in onze wereld toe te laten. Dat is het probleem. God mag in het hoofd van de mensen bestaan, maar hij moet dan ook daar blijven. Waar was God op 11 september? In de recente film United 93 is er een God die vliegtuigen in gebouwen stuurt. Absurd te geloven dat dit Gods wil is.’
Is geloof per definitie een religie?
‘Er bestaan andere paradigma’s om geloof een betekenis te geven. Vaak heeft het te maken met toewijding. Als ik zeg: ik geloof in mijn kinderen, dan wijd ik me geheel toe aan hen. Geloof is een kwestie van tijd, ook. Momenteel beschikken we niet over voldoende ruimte op onze harde schrijf om verder te denken. Hierdoor kunnen we het bovennatuurlijke niet verklaren, alleen maar aanvaarden. Mensen stellen zich vragen over de zingeving van alles. Heeft het zin om dood te gaan bijvoorbeeld. Maar heeft het wel zin om zich daarover vragen te stellen, denk ik dan. Vragen over de zingeving van de dingen blijven onbeantwoorde vragen. Altijd. Ze blijven een mysterie, maar zijn daarom niet mysterieus.’
Is mysterie iets dat begrepen móet worden?
‘Alles wat tot het mysterie behoort, valt buiten ons. We voelen ons machteloos omdat we er geen naam aan kunnen geven. En dat willen we juist zó graag: de dingen benoemen. Zo kom je tot een beeld. Voor velen, het Godsbeeld. Dat beeld wordt als vanzelf geassocieerd met een persoon, een man, een hij. Zelf kies ik ervoor om dit los te laten en geen concept, beeld of definitie voor te bedenken. Een antropomorfe invulling leidt overigens gemakkelijk tot manipulatie.
Na de uitzending van een interview over ‘Faith and Reason’ op de openbare omroep van de VS kreeg ik nogal wat e-mails van Amerikaanse kijkers. Sommigen vroegen: ‘Zijn al jouw vragen beantwoord, dan?’ Ik kan perfect leven zonder antwoord te krijgen. Ik voel de behoefte niet om alles te begrijpen. Maar ik kan snappen dat anderen daar wel behoefte aan hebben. Andere mails hebben dan weer een boze ondertoon of zijn vol van medelijden: ‘Ik bid voor jou!’ Maar ik wil niet dat er voor mij gebeden wordt. Vaak wil ik dan antwoorden met: No pity! Maar evengoed krijg ik ook veel lieve berichten binnen! Op een dag schreef een man me: “If I would marry again one day, it would be with you!” Mooi, toch?’
Alles bestaat
Creationisme is de opvatting dat het ontstaan van alles te danken is aan de scheppingsdaad. Een ideologie die vooral bij de religieuze fundamentalisten in Amerika terug te vinden is: de bijbel is goddelijk geïnspireerd, want de bijbel is woord voor woord door God gedicteerd. Niets wordt aan het toeval overgelaten. Oorzaak en gevolg zijn onherroepelijk verbonden met elkaar. Is toeval een begrip dat ook Anne Provoost regelmatig bezighoudt?
‘Als je in toeval gelooft dan ga je er ook van uit dat niets gedetermineerd is. Zo kan je toeval het best definiëren, vind ik. Ik geloof wel in causale verbanden, maar niet in voorbestemdheid. Mensen die zich afvragen waarom de natuur zo mooi is, leven vaak ook in de overtuiging dat het geen toeval kan zijn. En de lelijkheid dan? Als ik niet in het toeval zou geloven, dan zou ik mijn geloof in het leven verliezen. Oorzaak en gevolg hebben niet noodzakelijk met toeval te maken. In mijn boeken plaats ik vaak mijn personages voor een dilemma. De keuze die ze dan maken bepaalt hoe alles verder verloopt.
Wie gelooft dat toeval niet bestaat, suggereert dat er een meesterbrein is dat alles vooraf heeft vastgelegd. Dit bevreemdt mij. Uitspraken als: ‘God had waarschijnlijk een reden om mijn kind te laten sterven’, zijn niet aan mij besteed. Mij kan niemand ervan overtuigen dat er zoiets bestaat als een testende God die dit soort wilsbeschikking heeft.
Van belang vind ik verder dat mensen de wil van hun god niet los gaan zien van hun eigen wil, verlangen of overtuiging. Vele mensen zeggen dat God liefde is. Wel, laat het dan ook zijn zoals in de liefde. Het is niet omdat jij jouw man de beste, de knapste, de liefste vindt, dat ik er verliefd op zal worden. Het heeft allemaal met respect te maken: iedereen mag verkondigen wat hij gelooft, ik behoud de vrijheid om het daar al dan niet mee eens te zijn. ’
Klinkt dit niet wat utopisch allemaal in een wereld waar tolerantie ver te zoeken is?
‘Eigenlijk zou je de historische groei in het ethisch bewustzijn van de mensheid in zijn geheel moeten bekijken. In de vroege bijbel bijvoorbeeld kom je uitspraken tegen als: ‘Je zult het vlees niet eten van een levend dier.’ Er moet toch een reden geweest zijn waarom ze dat ooit hebben neergeschreven! Wil dit dan zeggen dat ze dat ooit wél deden, dan? Ooit zal de mensheid ook terugblikken op de tijd van nu. Misschien zullen ze wel versteld staan te vernemen dat wij varkens en koeien vetmestten om nadien zelf op te eten. Vergeten we bijvoorbeeld ook niet dat de rechten van de mens nog niet zo lang geleden vastgelegd zijn.
Wat is een goed mens volgens Anne Provoost?
‘Een goed mens ben ik nog nooit tegengekomen, net zomin als een slecht mens. Iedereen die ik ken zit daar ergens tussenin. Het kwaad, hoe klein ook, schuilt in ieder van ons. Aberrant wordt het wanneer mensen kwaadaardigheid proberen te verantwoorden met hun godsbeeld. Denk maar aan een man die gewetenloos een heel marktplein met onschuldige mensen doet ontploffen. Dit is een voorbeeld van iemand die aan zijn god een wil heeft toebedeeld die helemaal verward wordt met zijn persoonlijke wil. In zijn hoofd zal hij denken dat hij wél goed gehandeld heeft. Maar in het hoofd van de mens kan alles bestaan. Zélfs God!’
Eerlijke deal
Maar heeft God er wel baat bij om te bestaan?
‘De mens denkt er baat bij te hebben. Al wat je geen naam kan geven, kan je plots wél benoemen. God komt in ons leven wanneer het voor ons zelf niet meer mogelijk is om dingen een naam te geven.’
Dat beslist willen benoemen van het onbekende, moet dit niet opgevat worden als een roep naar liefde?
‘Dat is een goede vraag! Alles wat bestaat valt voor mij uiteen in verklaarbare dingen en onverklaarbare dingen. Wat mij betreft, laat ik dat wat mijn bevattingsvermogen te boven gaat liever onaangeroerd. Leven is voor mij een oefening in het aanvaarden van die beperking. Door dat los te laten, kan je je concentreren op wat wel bevattelijk is en waar liefde een rol in speelt. Ook bij het schrijven laat ik dat soort dingen los. Interessant genoeg maakt net die houding het voor mij mogelijk om ook het onbevattelijke een plaats te geven in wat op papier gebeurt. De vragen die bij mij opkomen zijn vooral verhaaltechnisch: wat werkt, wat niet, wat boeit me, what makes sense? Schrijven is communiceren. Wanneer ik schrijf, praat ik met de lezer. Ik reken op het ontstaan van een vertrouwensband tussen de lezer en mezelf. In gedachten maak ik een deal met hem: ik spendeer veel tijd aan het schrijven van een boek, maar mijn lezer ook aan het lezen ervan. Daarom vind ik dat de lezer al mijn vertrouwen verdient.’
Zingeving
“Ik geraak maar geïnspireerd door nieuwe onderwerpen”, zei Anne Provoost eens in een interview. Maar hóe nieuw is nieuw voor haar?
‘Nieuw is al wat bestaat, wat al gezegd of geschreven is, maar wat ik nu pas ontdek. In mijn zoektocht naar de essentie kom ik vaak andere dingen tegen die ik nog niet wist. Dat is nieuw. Mijn katholieke opvoeding heeft mij maar een kant van de bijbel getoond. De verhalen die we te lezen kregen waren doorgaans mooi afgelijnd. Er werd ons niet verteld dat Noach soms dronken was, of naakt in zijn tent sliep. Die anekdotes waren voor de protestanten. Die zullen het wél geweten hebben. Ik las de bijbel, het verhaal van Noach, en ontdekte nieuwe invalshoeken die mij inspireerden voor De arkvaarders. Toen ik in Amerika woonde, zei een schrijfster me ooit: ‘Schrijf over de dingen die je kent.’ Dat was het slechtste advies dat ik als beginnend schrijfster kon krijgen. Ik schrijf het liefst over die dingen waar ik weinig over weet. Ik hou ervan om opzoekingswerk te doen. Ik kom de dingen tegen die ik nodig heb. Tegelijk stuit ik ook op nieuw materiaal dat mijn verhaal anders gaat inkleuren dan oorspronkelijk gepland, of plots een andere wending geeft. Zo heb ik me verdiept in het leven in een steenwoestijn – in tegenstelling tot de zandwoestijn die we altijd in de prentenboeken over Noach zien – en heb ik me gerealiseerd dat mensen daar niet alleen water maar ook olie gebruikten voor hun lichaamshygiëne. Olie diende om zich proper te wrijven, zich te beschermen ook. Dit dagelijks ritueel heb ik in het boek verwerkt. Zo zie je maar. Schrijven is zoeken en vinden tegelijk. Dát is de zin! ’
Memory lane
Is het ritueel aspect een louter religieus aspect?
‘Het rituele aspect helpt om het leven structuur en zin te geven. Maar je hoeft niet per se gelovig te zijn om rites te hebben. Wanneer mijn kinderen twaalf jaar worden, dan organiseren de ouders van de zesde klas een weekend . Twaalf jaar is in onze cultuur nu eenmaal de stap naar de puberteit. In een andere cultuur kan dit elf of veertien jaar zijn. Rituelen zijn dan ook vaak verbonden met de cultuur waarin je wordt grootgebracht. Ik maak ook rites voor mezelf. Voor mij was zesendertig een rituele verjaardag, omdat dit samenviel met het jaar tweeduizend – een jaartal waar ik al sinds ik kind was naar uitkeek. Leeftijd kan je eindeloos relativeren. Volgende week verjaar ik. Ik heb daar geen probleem mee. Integendeel. Nog niet zo lang geleden verloor ik een goede kennis van mij. Die werd net geen veertig. Ik ben blij dat ik die leeftijd wel kon bereiken. Mijn man is van hetzelfde jaar als ik. Dat merk je aan kleine dingen. De waarde die je aan bepaalde dingen hecht, hangt samen met de periode waarin je opgroeide. Elke periode heeft zo zijn eigen symbolen. Ook dat is dus relatief. Ik noem het wel eens memory lane. Pure nostalgie. De heiligbeelden die ik verzamel zijn daar een staaltje van.
Ik heb een vriendin in Azië wonen. Daar weten ze nauwelijks wat er hier gebeurt, zegt ze, terwijl wij hier in het Westen denken dat we in het middelpunt van de wereld wonen. We zijn maar een kruimel in het geheel. Op zich heeft dat iets geruststellends. Kunnen we als kruimel iets toevoegen? Weer een zingevingvraag waar geen antwoord op te vinden is. We hoeven niet altijd te zoeken naar antwoorden. Ik wil vooral blijven zien dat het glas half vol is. Of inzicht zoeken in mezelf. Onder andere door verhalen te vertellen. Ik vind het leuk om te vertellen. Ik beleef er plezier aan. Nadien heb ik het gevoel van: hé, dat wil ik nog eens doen! Ik vergelijk het met een kind dat een tekening maakt. Op het moment beleeft hij er plezier aan. Daarna is hij dat moment weer vergeten. Bevestiging is daarom belangrijk. Anders blijf je alleen achter. Ik stel me soms de vraag: zou ik schrijven als ik op een eiland zat? Ja, denk ik. Al was het maar voor de zoeker van mijn geschriften die er later plezier aan beleeft. Schrijven is communiceren.’
Elk jaar op 2 april schrijft Anne Provoost een brief naar Hans Christian Andersen. De dag waarop hij geboren werd. Een lichte drang naar verbondenheid? Een behoefte aan een nieuw ritueel?
‘Het was iets nieuw voor mij. Als ambassadrice van het Hans Christian Andersenjaar was het mijn manier om hieraan invulling te geven. Mijn brieven zijn retorisch van aard. Het zijn essays. Dat maakt het eens zo boeiend. De essentie van het essay is dat je iets probeert te verwoorden. Dát is een ritueel dat ik zonder meer wil blijven onderhouden: het blijven proberen!’