Anne Provoost over DECEM
in de Poëzekrant van het najaar van 2024
door Lora De Baeremaeker
Anne Provoost schrijft romans, essays, gedichten en korte verhalen. In haar nieuwste bundel, Decem, ongelegenheidsgedichten voor asielverstrekkers, benadert ze het thema van migratie op een krachtige en ontroerende manier. Ze laat zien hoe de regels van taal en vertelling vervagen wanneer emoties en trauma de boventoon voeren. In dit interview vertelt ze over de inspiratie achter het werk, de ruis van taal en vertaling, en de unieke rol die poëzie kan spelen in het aankaarten van maatschappelijke kwesties.
Waar gaat Decem over?
De tekortkoming van grammatica wanneer je lot afhangt van argumentatie. Ik probeer de stokkende, amechtige woorden weer te geven van iemand die beseft dat hij maar één kans heeft om zijn asielverstrekkers te overtuigen. Het lyrische ik in de bundel is een jongeman die samen met zijn vrouw in een bootje stapt op zoek naar een beter leven, maar in de loop van die tocht zijn vrouw verliest, en naar alle waarschijnlijkheid ook hun kind. Door zijn rouw slaat hij wartaal uit, hoewel zijn verblijfsvergunning afhangt van zijn geloofwaardigheid.
De lezer begrijpt al snel dat van hem geen heldere verhaaldraad kan worden verwacht. Hij is lost in translation, komt op een plek terecht waar hij zijn verhaal moet vertellen aan mensen die met een eigen geluidsfilter luisteren. Er zit een ruis op de vertaling, niet alleen omdat er altijd een tolk moet worden ingeschakeld, maar ook omdat hij andere metaforen en uitdrukkingen gebruikt. Vertalingen zitten vol ‘valse vrienden’. Dat zijn woorden, of woordcombinaties, die sterk lijken op woorden in een andere taal, maar een andere betekenis hebben. Al vanaf de eerste pagina, wanneer de ramp nog niet begonnen is, zegt het lyrische ik:
...ik voel twee armpjes om me heen de omhelzing is echt maar het kind dat me vasthoudt bestaat niet het is mijn innerlijke kind...
De woorden ‘innerlijke kind’ zijn bij ons overvloedig aanwezig in de (pseudo-)psychologie. Maar bedoelt deze man dat er een kind vanbinnen in zijn vrouw zit? De lezer blijft in onzekerheid. De verteller, die door de asielverstrekkers ‘de getroffene’ wordt genoemd, verkeert in shock - de administratie die zijn toekomst moet bepalen verwacht een helder en rechtlijnig verhaal, dat niet voortdurend verandert. Er wordt in zijn dossier rekening gehouden met het feit dat hij vanwege zijn rouw tegenstrijdigheden zal vertellen, maar enige rationaliteit wordt toch altijd nog verwacht. Als hij tegenstrijdige versies begint te verkopen, wordt hij verdacht. Hij zal worden teruggestuurd.
Ik heb gekozen voor een mannelijke asielszoeker omdat er zelfs in deze tijden van genderbewustzijn een demonisering gaande is: donkere mannen, jonge mannen, mannen op gympen met rugzakjes, kunnen minder op credit rekenen dan vrouwen en kinderen. Een omgekeerde genderstereotypering ligt op de loer. Ook koos ik ervoor om het personage Koo, die de jongeman en zijn vrouw begeleidt in hun reis, niet af te schilderen als de kwaadaardige mensensmokkelaar die vaak de schuldigen worden in het migratieverhaal. Koo heeft zelf ook kinderen voor wie hij moet zorgen. Ik laat zien dat hij simpelweg inspeelt op de situatie en een "dienstverlening" aanbiedt: hij heeft een gat in de markt gevonden, en mensen betalen hem voor zijn hulp.
Wat heeft je geïnspireerd om Decem te schrijven?
Een verhaal begint voor mij steeds met een plotlijn, en dan pas ga ik op zoek naar een geschikte vorm. Marieke Winkler schreef over mijn vorige bundel Krop dat poëzie het beste de onzekere tijd waarin we leven kan vatten (Marieke Winkler over Krop). In hakkelende, stotterende tijden is de dichtkunst voor sommigen het enige wat we nog uit onze pen krijgen. Poëzie is misschien wel het hijsen van de witte vlag: je krijgt een en ander niet meer gezegd volgens de regels van de grammatica en de interpunctie. Je breekt je zinnen halverwege af. Je vertelt je verhaal opnieuw, maar dan anders.
... ik begrijp dat wat hier wordt gezegd alleen maar kan worden gezegd omdat het wordt gezegd zoals het gezegd wordt als in een gedicht...
Door de overvloed aan informatie om ons heen kunnen we veel beter dan vroeger onze veronderstellingen natrekken. Meestal blijkt dan dat bijna niets helemaal is zoals je dacht. Je vindt alles geduid en weer tegengesproken, eindeloos genuanceerd en met nog meer pro’s en con’s toegelicht, waardoor je op het einde enkel nog kan concluderen dat je over niets meer nog echt een uitspraak durft te doen. De verteller in mijn dichtbundel moet ook daarmee omgaan: hij is slim en weet waar de asielverstrekkers op letten. Hij beseft dat er een psychologisch profiel van hem wordt gemaakt, waardoor hij tilt slaat: hij weet niet meer wat hij moet zeggen, en valt boos uit naar zijn ondervragers. Zijn taal valt altijd maar meer aan diggelen, zijn grammatica loopt scheef, zijn stem stokt midden in een zin, hij begint in mantra’s te praten, hij gaat rijmen en allitereren alsof hij tript. En de hele tijd weet hij dat hij uiteindelijk voor die niet-lineaire en niet-behapstukbare taalvorm zal boeten.
Ik heb deze bundel onmiddellijk na de Nederlandse verkiezingen geschreven. Er wordt al jaren gewezen op het gevaar van woordgebruik zoals migrantenstroom, de tsunami van vluchtelingen, overrompeling. Woorden doen er echt toe. Ze dienen om migratie af te schilderen als een onheil dat ons wacht, terwijl migratie gewoon karakteristiek is voor de mens: als het op een plek niet goed is, trekt hij verder naar de volgende.
...en stelt u zichzelf nooit de vraag of u bent waar u wil zijn en kunt u zichzelf dan verplaatsen? ...
Eigen aan jong zijn, en eigen aan ondernemend zijn, is dat je je de vraag stelt of je bent waar je zijn wil. Ik heb nooit anders geweten dat dit evident was: mijn man en ik trokken naar de VS na onze studies, onze kinderen zijn alle drie op uitwisseling geweest. Ik vind het schrijnend hoe vandaag in een land als Marokko, waar mensen altijd de zee overgestoken hebben om seizoensarbeid te verrichten in het Zuiden van Europa, jongeren en burgers in het algemeen gevangen zitten. In tijden van covid hoorde je bij ons weer veel mensen het vrijheidsprincipe bewieroken, maar ‘zich verplaatsen’, in beide betekenissen van het woord, is daar niet bij.
Waarom de titel ‘Decem’?
Ik koos voor Latijnse cijfers om een administratieve sfeer op te roepen. De zwarte pagina’s in de bundel verwijzen naar de folder van het asieldossier. Er zijn elf gedichten, het eerste is een nulgedicht. Daarin beschrijf ik de ramp met het bootje. Daarna doorloopt mijn verteller in tien lange gedichten de tien fasen van zijn rouwproces. Decem betekent tien in het Latijn, de tiende fase is zijn eindpunt. Het is het moment van aanvaarding. Er zijn maanden en misschien jaren voorbijgegaan. De bootvluchteling herstelt zich, maar hij blijft stemmen horen op zee. In het Nederlands is decem ook een homoniem met desem. Ik gebruik metaforen met brood, voedsel, aren, en gisting. De hoop blijft in de woordkeuze bewaard, tegen beter weten in.
Halverwege wordt de bundel onderbroken door een fragment in een andere stijl. Daar wordt de confrontatie expliciet. De tekst staat cursief. De aanval is frontaal. De verteller komt stilaan in een andere modus. Hij zegt waar het op staat. En hij beseft bijna meteen dat hij het zo niet zal halen. Als dichter van de tekst denk ik dat ik daar iets wilde communiceren als ‘niet wegkijken’ of ‘blijven luisteren’.
Hoe heb je het thema van de bundel verder onderzocht?
Een paar jaar na de vluchtelingencrisis van 2015 was ik in Calais met Humain voor het muziekproject Ravage d’Ali Baba. Ik schreef daar een gedicht over de meisjes, kinderen nog, hoe ze urenlang bezig waren met het kammen van hun haren en met hun opsmuk. Het was overduidelijk dat ze wilden gezien worden. Die zelfzorg trof me diep. Later, door Brexit en de Covid-pandemie, ben ik lange tijd niet meer naar Engeland kunnen gaan, maar toen ik er weer was, zag ik hoe de beveiliging rondom de grenzen nog strenger was geworden, met prikkeldraad, honden, spiegels onder auto’s... Iemand uit mijn naaste familie heeft een dramatische asielprocedure moeten doorlopen. Ik heb toen bij mezelf ook de denkfouten gezien die je maakt als je probeert te helpen. Je gaat oplossingsgericht voorstellen doen, maar je hebt geen oog voor de voorgeschiedenis. Wij deden alsof de aankomst van de betreffende vrouw het nulpunt was van haar nieuwe leven. We beseften niet dat ze niet in staat was om de taal te leren, cursus te volgen, werk te zoeken, omdat ze nog volop bezig was met haar rouwproces. Wij vonden dat ze kansen moest grijpen, maar ze had veel te veel verloren om meteen haar leven op te pakken.
Wat wil je de lezer graag meegeven over migratie?
Migratie is van alle tijden. Ik kom zelf uit een familie met veel arbeidsmigranten, met de oudste broer van mijn grootvader, en tientallen neven en nichten van mijn ouders die de Westhoek hadden verlaten om naar de VS, Canada of Normandië te gaan. Nu de Lage Landen niet langer vertreklanden zijn, maar aankomstlanden, wordt migratie geproblematiseerd. Terwijl ons economisch systeem toch erg steunt op de komst van mensen die voor een lager loon willen werken. Ze maken hotelkamers schoon, plukken het fruit in de zomer, doen de afwas in restaurants, dweilen ziekenhuiskamers, rijden voor Uber, dragen pakjes rond, en brengen ons per fiets onze maaltijden tot laat in de avond. Het is vooral de middenklasse die ‘geniet’ van de goedkope arbeid, want mensen met lagere inkomens eten niet op restaurant of bestellen geen maaltijden aan huis. Vrienden waarvan ik het niet verwachtte kwamen na het lezen van DECEM naar me toe om te zeggen dat ze ineens anders keken naar nieuwkomers in het stadsbeeld. Als iemand zegt dat mijn bundel weinig plekken van ontlading heeft, of van hoop of optimisme, vertel ik dat net in het verwoorden de hoop zit, en het geloof dat het mogelijk is om de aandacht te verplaatsen. Poëzie is sinds mensenheugenis, naast een introspectie, ook een instrument voor activisme.
Ik werk al geruime tijd aan een reconstructie van hoe mijn overgrootouders in Boezinge in de Westhoek zijn gevlucht voor de eerste gifgasaanval in 1915. Het hele schrijfproces lang moet ik me afvragen, wanneer bereikten ze het punt dat ze vluchtten? Al te vaak gaat onze aandacht naar het moment van de vlucht zelf. Maar vòòr de vlucht zijn er dagen en weken gevuld met het maken van afwegingen. Hoe verlopen die gesprekken in een gezin? Wie wilde wel vluchten, en wie trok tegen? Zeker bij een koppel mag je ervan uitgaan dat er altijd iemand is die eerder de ommeslag maakt dan de andere. Er is dus heel veel overredingskracht nodig om samen te vertrekken. Er zal, als het mis gaat, bij een van de partijen dan ook altijd een groot schuldgevoel spelen.
Het motto van de bundel is een citaat uit een afwijzing van een vluchtelingenstatus van het Commissiariaat-generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen: “Je asielrelaas bevat een opeenstapeling van eigenaardigheden en tegenstrijdigheden en onaannemelijkheden die de geloofwaardigheid van je vluchtrelaas volledig onderuithaalt”. Je zou kunnen zeggen dat dit een goede definitie is van poëzie. Poëzie haalt de geloofwaardigheid onderuit om de menselijkheid weer te onttrekken aan het administratieve geklets.
Hoe zie jij de rol van poëzie in het aankaarten van maatschappelijke kwesties zoals migratie?
De essentie van literatuur maken is voor mij altijd al een stem te geven aan wie er geen heeft. Socioloog en migratie-expert Hein de Haas stelt dat we een ander discours nodig hebben over migratie. Hij roept schrijvers expliciet op om daaraan bij te dragen. Dat was voor mij het appel. Mijn hoofdpersonage vraagt zich af of wat niet aanspoelt terug spoelt? We kennen allemaal dat gevoel van de film terug te willen draaien als er iets ergs is gebeurd. Er is een zeurende pijn die hem drijft, namelijk tandpijn, tegelijk de grootste en kleinste pijn die je kunt bedenken. Hij verwacht dat ze in Engeland een goede tandarts zullen vinden. Want hij komt uit een oorlogsland, waar niets nog naar behoren functioneert. De urgentie van de zwangerschap werkt als een tijdbom in op zijn plan: stap je beter zwanger op een gammel bootje, of wacht je tot na de bevalling? De meeste bootvluchtelingen vertrekken met een doodsangst voor water want vaak hebben ze nooit leren zwemmen. Mijn hoofdpersonage zal hebben gedacht dat het kind beter beschermd was tegen het water in de buik dan op de arm. De foetus groeit, dus er mag niet worden getreuzeld. Uitdrukking geven aan die verwardheid, die gejaagdheid, die onomkeerbaarheid, is waartoe ik de poëzie heb willen gebruiken. De realiteit aan onze Europese grenzen is immers ondraaglijk.