Lezingen

Nieuws
Werk
   -Alle
   -Ebooks
   -Luisterboeken
   -Bewerkt/Verfilmd
   -Vertaald
   -Bekroond

Auteur
   -Biografie
   -Bibliografie
   -Prijzen
   -Interviews
   -Standpunt
   -Dissertaties
   -Favorieten

Audio/Video
Foto's
Contact

Sneeuwvlokjes aller landen, verenigt u tot lawine

Keynote gegeven door Anne Provoost voor de Auteursvereniging op 21 december 2019

Thema: zelfcensuur/expressievrijheid. We willen het hebben over schrijven in een tijd waarin alles mag, maar veel ook niet meer gezegd kan worden. En andersom: een tijd waarin alles gezegd wordt en de literatuur daar wellicht een beetje tegenin wil gaan. Waar staan we? Hoe gevoelig moeten we zijn voor de gevoeligheden in deze tijd? Hoe ongevoelig mag of móet de literatuur zijn in een tijd waarin mensen kleinzielig worden?


Nu intussen al een paar jaar terug
stuurde ik een mailtje aan mijn vaders en moeders broers en zussen,
allen ouder dan vijvenzeventig jaar.
Ik gebruikte als aanhef
Beste tantjes en nonkeltjes.
Ik sprak hen in de verkleinvorm aan
naar het voorbeeld van de voorgaande generatie:
mijn ouders spraken over hun eigen ooms en tantes voornamelijk in het diminutief,
(wij noemden die groottantes bloemkolen
zoals ze daar zaten op een rij met hun gelige permanantes,
niemand in die tijd die ooit zei dat het ongepast was
om een rij hoofden vol wijsheid,
liefde en aandacht te vergelijken met groente).
Ik kreeg een antwoord op mijn mail nog diezelfde dag,
afkomstig van de jongste zus van mijn moeder,
of ik het wilde laten, alsjeblief,
haar tantetje te noemen,
zo neerbuigend,
ze was toch niet kinds?
Waar had ze het verdiend om op die manier te worden aangesproken?
Het was dan misschien wel liefdevol bedoeld,
ze ervoer het toch eerder als neerbuigend.

O my god, I find that offensive!
Mogen we dat nu ook al niet meer zeggen?
Je mag tegenwoordig niks meer.
Iedereen is zo gevoelig de laatste tijd,
kleinzerig, teerhartig,
aangevallen, tekortgedaan, verontwaardigd,
zeurpiet naast zwartepiet,
iedereen woke van ’s ochtends tot ’s avonds.

Ik ben van 1964,
echt wel het laatste babyboomjaar,
maar wil je geen boomer tegen me zeggen?
Waarom zeg je meisje als je over een vrouw van vijftig praat?
Wil je me ook geen gutmensch meer noemen,
geen klimaatdrammer,
mijn kinderen geen spijbelaars?
We zijn mondig geworden.
We kunnen verwoorden.
We maken ons duidelijk aan mekaar.
We zijn tot het benoemen van gevoelens in staat.
We lijnen af wat ons verdrietig maakt, of kwaad.
We spreken ons uit.
We laten ons gelden.
En we kunnen schrijven:
mensen die in vroegere tijden nooit de pen zouden hebben opgepakt
tikken tekstballonnen vol op hun smart phone.

Om niet de hele dag kwaad te worden,
opgewonden te raken,
op ons gelijk te moeten staan,
zoeken we gelijkgestemden,
drukken ons in onze bubbel tegen elkaar aan,
ontvolgen en ontvrienden wie raar doet,
vertonen een schildpadreflex
en pantseren ons
want ons hele lijf is een aaneenschakeling
van gevoelige plekjes,
kwetsbaar gebied dat afscherming vraagt.

Is dit een ramp?
Worden we mietjes?
We zijn zacht en teder,
emotioneel, makkelijk geraakt.
Er is voor ons een naam gemaakt:
we zijn sneeuwvlokjes.
Bedoeld wordt dat we smelten bij de minste confrontatie.

Want ik luisterde inderdaad naar mijn tante.
Ik ben een schrijver met name, zo’n watje,
ik verplaatste me in haar,
ik aanvaardde haar bezwaar.
Ik veranderde mijn taal,
ik zei nooit meer tantjes, nooit meer nonkeltjes, nooit meer madammeke.
Het ging me goed af.
Ik voelde geen pijn,
ervoer geen verlies.
Het kostte me geld noch aanzien,
geen grote inspanning
mijn vocabularium was nog groot genoeg daarnaast.
Ik bedankte mijn tante
voor het inzicht, voor de klaarheid
(al dacht ik bij mezelf,
dit is mooi voor een personage,
de complexiteit van het menselijke bestaan,
dat verzoek om niet tantetje te worden genaamd
zal ik nog wel een keertje gebruiken in een roman).

Hoe onderscheidt zich mijn tante van die anderen die me vragen
me aan de nieuwe tijden aan te passen,
de nieuwe mores te aanvaarden?
Die grenzen stellen,
correcties vragen,
mensen die zeggen dat ik mezelf niet meer met blank aanduiden mag,
mensen die me vragen het n-woord niet te gebruiken, het halfbloed te laten vallen,
mensen die vinden dat in een aanspreking je je niet enkel kunt richten tot
de dames en heren
omdat je dan personen achterlaat die zich niet identificeren op de binaire schaal?

De individuen die dit vragen hebben een verhaal, een problematiek, een drama.
Ze lijden aan wat de Britten ‘chandelier pain’ noemen,
dat is pijn op een plaats die, als je hem aanraakt,
zoveel zeer doet dat patiënten onwillekeurig van de onderzoekstafel opveren
met zoveel kracht dat ze in de luster hangen.
Ze leggen iets bloot,
ze herinneren ons aan een waarheid.
Ze laten ons zien hoe ons hoofd in elkaar zit.

In het hoofd van ons allen bevindt zich een prioriteitencalculator.
Dat ding is handig bij het selecteren.
Het schaalt zaken op waarde, op soortelijk gewicht.
Het is een manier om wijs te raken
uit de grootte van het aanbod.
Het helpt keuzes te maken,
het bemoeit zich bij wat we doen en hoe we praten.
Maar het is log als het om mensen gaat.
Het doet aan profiling
en hanteert impliciete en onbewuste rankings,
het is lui, gemakzuchtig,
het draait op oude paradigma’s:
sommige mensen naar voor, anderen naar achteren,
Zei je ‘afgestudeerd aan de universiteit van Yale, Cambridge, of Chicago’?
Ik luister al, ik ben een en al aandacht.
Of zei je de universiteit van Split of Zadar.
Het spijt me, minder interessant, valt buiten mijn radar.
We zouden dat machientje uit moeten kunnen zetten in bepaalde situaties, maar dat lukt niet.
Het slaat iedere keer weer aan,
het blijft draaien in het diepst van onze gedachten,
ook al weten we wat het betekent voor de ander:
het beeld in het hoofd van wie boven op de ladder staat,
wordt geïnternaliseerd door de mensen onderaan.
Daar van onderen ontstaan problemen van zelfbeeld:
zelfhaat, nijd, rancune, weerzin, wrok.
En boven op de ladder heerst er een inflatie: entitelment, privilege,
een attitude van wie-kan-me-iets-maken.

Ik ben schrijver.
Ik denk van mezelf dat ik me in anderen kan verplaatsen.
Ik meen heel soms een klein beetje te begrijpen hoe het hoofd van een mens in mekaar zit.
Emancipatie is controle geven,
de ander het recht om te bepalen hoe er over haar wordt gepraat,
en niet toondoof reageren als ze iets vraagt.

Mensen zeggen dat het gevaarlijk om in woordverbiedingen mee te gaan.
Mensen zeggen dat dit een vrij land is.
Mensen zeggen dat als je ze een vinger geeft ze een hand pakken.
Mensen zeggen dat het van belang is dat iedereen gewoon wordt gemaakt aan de verregaande vrijheid van meningsuiting die hier bestaat.

De vrijheid van meningsuiting is altijd al begrensd overal:
laster, smaad, aanzetten tot haat
in ons land een wet op Holocaust-ontkenning
een antiracismewet en een wetgeving omtrent discriminatoir gedrag,
sinds nog niet zo lang een seksismewet.
In Frankrijk het ontkennen van de Armeense genocide.
Er nog altijd mensen die de wet op negationisme een aberratie vinden,
die vinden dat spreken helemaal moet vrij zijn, ten allen tijde,
dat hij vrije woord in geen enkele omstandigheid kan worden beknot.
Ze noemen zichzelf liberal.

Een filosoof met een belangrijke leerstoel in Gent
organiseerde een studiedag met als onderwerp: durft te krenken,
een variatie op het adagio van de universiteit durft te denken.
Eigenlijk bedoelde hij: leer gekrenkt te worden,
leer om te gaan met het affront,
word sterker door te worden geschoffeerd,
word gewoon aan ieders waarheid.
De opinie van anderen in je gezicht worden gegooid is als wassen met koud water, het is gewenning,
op het eind doet het deugd,
iedereen heeft namelijk
de vrijheid van koudwatergooien.

De liberals zijn de ‘zuiveren’,
ze zijn een Grieks koor:
ze staan opzij,
ze geven commentaar,
ze komen niet op de planken,
ze behouden propere handen.
Ze zeggen dat mensen die voorstander zijn van uitzonderingen
zich laten beknotten uit angst.
Ze rekenen op zelfregulering,
aan de ene kant de gêne,
de ‘internal blush’,
aan de andere kant de beschaming,
de zelfreinigende werking van het opprobrium, het schande spreken.
Ze hebben het over het spook van de politieke correctheid dat zou zijn overgewaaid uit de Verenigde Staten.
Ze vinden dat er een grote noodzaak is aan foute denkers.
Ze lijken niet door te hebben dat het nogal meevalt met die schaamte in een Vlaanderen dat nog altijd vol loopt met erfgenamen van Tijl Uilenspiegel.

(En we zouden inderdaad kunnen doen wat Facebook doet:
de ontkenning van de holocaust weer toestaan in naam van de vrijheid van het woord.
We gaan in dat geval naar het parlement met een voorstel.
We beginnen het debat, we vragen de maatschappij om de klok terug te draaien,
maar we visualiseren ook de pijn die ontstaat bij een welbepaalde landgenoten.)

Het Griekse koor heeft principes:
het zal uit den treure herhalen wat Voltaire zou hebben gezegd,
"Ik keur af wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen tot de dood verdedigen".
Dat dit de woorden zijn van Voltaire, is trouwens niet waar,
het was Evelyn Beatrice Hall die het zei,
het citaat is veel later aan hem toegewezen.
Voltaire reserveerde de vrijheid van meningsuiting nogal voor zichzelf.
Toen hij kritiek kreeg op zijn werk gebruikte hij zijn lange arm
om de criticasters te laten verhoren, op te laten sluiten in de Bastille,
en te laten verbannen.
Maar dat doet hier niet ter zake.
Waar het om draait is dat Griekse koor.
Het Griekse koor overschat het menselijke vermogen om met woorden weer goed te maken wat woorden kunnen aanrichten.
Het Griekse koor onderschat de capaciteit van woorden als gif.

De wereld is veranderd sinds die dagen van Voltaire en Evelyne Beatrice Hall.
Onze communicatiekanalen zijn niet langer de boeken en het theater.
Informatie verspreidt zich niet meer via publieke zenders met shared facts.
Kennis loopt vandaag volgens individuele algoritmes,
afgestemd op geregistreerd koop- en surfgedrag.
De boodschap die relevant is de boodschap die aankomt.
Deze video liet me sprakeloos, verspreid hem,
hij zal je leven veranderen,
hij bevat nooit eerder getoonde beelden.
Hij is schokkend!
Er wordt over gepraat, hij gaat viraal, lees hier het verhaal.
Horror - verontwaardiging - overtuiging - gespierde taal.
Hoe groter de echokamer,
hoe meer mensen op hetzelfde moment praten,
hoe meer stemmen door elkaar,
hoe meer hoaxes.
Cambridge Analytica, gedragsmicrotargetting,
het gericht onderzoeken van lagen van de bevolking
om ze te kunnen bewerken met reclameboodschappen, met verkiezingspropaganda,
deepfake video’s waarbij bestaande videobeelden over elkaar worden gezet om woorden van mensen computergestuurd te synchroniseren,
technieken voor manipuleren van onze aandacht met bij elk aanklikken een beloning voor onze hersenschors, samenzweringstheorieën, kronkelredeneringen,
desinhibitie, brain hacking…
Freedom of speech is vandaag Freedom of Reach,
het ongelimiteerd elkaar kunnen bereiken met de snelheid van 4G.

We moeten een naam hebben
voor de hate-mongers
de mensen met antisociale en toxische intenties,
agitatoren wiens doelstelling het is
het maatschappelijk debat naar het kookpunt te brengen.
Laten we ze typeren
zoals zij het met ons, sneeuwvlokjes, hebben gedaan,
laten we hen dorsvlegels noemen, schudde-tuig voor het breken van aren, in het Engels: tresh flails. Dorsvlegels vinden in het uitdelen van klappen, het rammelen, het geselen, een reden van bestaan. Ik mag toch zeggen wat ik denk? Ik hoef me toch niet voor mijn mening te schamen? Ik zeg toch enkel maar wat anderen denken!

Weten jullie nog de tijd dat de waarheid vaststond?
Weten jullie nog een beetje later dat er ineens vele waarheden waren?
Nu zijn we weer in een volgende fase:
alles is tegenwoordig waarheid.
En elke waarheid, uit iedere mond, is ineens evenwaardig.
De emancipatie is, zou je kunnen zeggen, volkomen geslaagd,
tot en met Trump mag vandaag een FBI-agente bespotten door haar orgasmerend na te doen.
Horror - verontwaardiging - overtuiging - gespierde taal.

Mensen die altijd maar herhalen
dat de vrijheid van meningsuiting absoluut is
gedragen zich als leerling-tovenaars.
Een vrijheid is altijd een kostbaar leeuwenjong
dat kan veranderen in een leeuw.
Goede regels zijn noodzakelijk.
Goede regels vragen overleg en tijd.
Goede regels komen dikwijls te laat.
Regulering zal ontstaan
zoals het gebruik van water zal worden gereguleerd bij klimaatopwarming,
of we het willen of niet.

Zoals bij drugsbestrijding de distributie moeten worden aangepakt in de eerste plaats,
zo zullen mega-bedrijven die platformen aanbieden waarop boodschappen worden verspreid die vals zijn en gelogen,
die aanzetten tot misprijzen en haat, worden aangepakt.
De toetsingsinstituten zullen naar volle waarde worden geschat,
in ons land UNIA en het Centrum van Gelijkheid van Vrouwen en Mannen.
Er zullen opleidingen nodig zijn in digitaal en ander burgerschap.
Het verschil moet worden aangeleerd tussen het schelden en plagen van hogere autoriteiten en systematisch ge-jen\\ van groepen mensen die historisch gezien kwetsbaar zijn voor vervolging
Er zal empathie moeten worden aangeleerd.
En in plaats Voltaire te blijven herhalen,
en te beweren dat men wil sterven om mensen waarmee men het niet eens bent vrij te laten praten
(zijn er overigens nog mensen in de zaal die als oude helden willen sterven voor een ideaal,
nou ik niet, weet dat dan maar vast,
als er moet worden gestorven, dan ga ik zekerlijk lopen)
ik zei dus dat in plaats van te beweren dat men wil sterven om mensen waarmee men het niet eens bent vrij te laten praten
moet burgers worden bijgebracht dat het recht op het vrije spreken
gepaard gaat met de plicht tot maatschappelijke pacificatie,
dat in ons praten ten allen tijde de mogelijkheid tot dialoog open moet worden gemaakt
in plaats op te houden na het ontladen:
‘Ik heb het nu allemaal eens goed gezegd’.

De dorsvlegels wekken de indruk dat als ik inga op het verzoek van mijn tante om haar voortaan niet meer tantetje te noemen
mijn vrijheid van meningsuiting is beknot.
Ze reageren overgevoelig.
Ze roepen dat ze tegenwoordig niets meer mogen zeggen.
Maar word ik opgejaagd?
Worden er boeken verbrand?
Krijg ik een boete?
Moet ik naar de gevangenis als ik tantetje blijf zeggen?

De tactiek van de dorsvlegels is de volgende:
Ze noemen elk verzoek om zelfs maar een woord te veranderen,
ook al is het slechts een aandachtspunt,
inperken van hun vrijheid,
censuur!
Ze zeggen dat niets meer mag,
dat ze worden gemuilkorfd,
ze gebruiken de methodieken van AltRight,
en ze hebben de steun van de liberals
die in hun plaats het citaat van Voltaire met graagte nog een keer herhalen.
De reactie daarna is uiteraard
dat platformen hun best zullen doen om te bewijzen dat niemand wordt weerhouden vanwege zijn gedachten
en krijgen ze weer een plaats aan de tafel,
komen ze weer slaan als vlegels
op het stro en de aren
en verspreiden weer hun boodschap van afkeer en haat.

(en valt het u op dat in geen tweeduizend jaar
de vrijheid van spreken ooit absoluut was,
en dat nu de vrouwen en de zwarten beginnen te praten
hij ineens absoluut is?)

Principes moeten worden aangepast
in de praktijk en de complexiteit van een concrete casus.
Er kunnen redenen zijn om tijdelijk regels te maken
die een heilig principe afbakenen,
beperkingen eigen aan een tijd,
zoals een wet op het negationisme.
De belangrijke vraag daarbij is
of er partijen zijn die bescherming nodig hebben in het debat
en of het onderwerp wel geschikt is
om in handen te blijven van de witte geprivilegieerden.
Het is nooit goed voor een maatschappij
als mensen who can’t stand the heat
systematisch out of the kitchen blijven.
Absolute vrijheid is niet het begin.
Absolute vrijheid is altijd toekomstig.
Absolute vrijheid is meer dan koudwatergooien.
Absolute vrijheid moet je verdienen.

De opdracht ligt mijns inziens daar voor ons schrijvers:
in duidelijk maken dat vrijheid een ding is met klauwen,
ook de vrijheid van meningsuiting.
mede het discours te ondersteunen dat nu door de universiteit van Gent wordt gevoerd
tegen de mythe dat vrijheid van spreken absoluut is
Alles wat absoluut is leidt tot absolutisem.
elke gelegenheid van spreken in ons bestaan kan tot nut worden gemaakt
om te laten zien dat het leven les zoals in onze verhalen
elke ontmoeting met een menselijk wezen betekent een aanraking
wie mensen raakt kan te maken krijgen met een kwetsbare plek op het lichaam
en altijd is er een kans dat je raak aan een chandelier’s pain
en om duidelijk te maken wat de dorsvlegels drijft,
want er in onze verhalen nu eenmaal voldoende plaats
voor de pijn van ieder,
ook van wie slaat.