Geen keukentafel zo geanimeerd als ten huize Claeys-Provoost. Maatschappelijke inzet, politieke reflectie en filosofische beschouwing lijken er uit de kraan getapt. Om die registers te bespelen bedient schrijfster Anne Provoost zich van ‘subtiele taal’. Daarmee raakt ze aan het larger than life, dat ze expliciet niet-religieus invult. Atheďsme zonder polemiek, natrappen of spot.
Opgetekend door Sylvie Walraevens
De Gouden Uil, de Libris Woutertje Pieterse Prijs, twee keer een Zilveren Griffel, twee keer de Gouden Zoen, de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap, een verfilming en vertalingen in twintig talen. Het literaire palmares van Anne Provoost blonk al als goud toen daar vorig jaar een eerste dichtbundel, Krop, bij kwam. Dat ze zo lang wachtte om te dichten, terwijl de taal er altijd al was, schrijft ze toe aan de groeiende nood om het onpeilbare te benoemen. “Ik wil in alles wat ik schrijf uitdrukking geven aan het larger than life. Want voorbij de feiten en de argumenten is er steeds het onnoemelijke, waarvoor onze harde schijf te klein is. Willen we daar dan toch iets over zeggen, dan zijn er metaforen. Mensen zijn metaforische beesten die ‘a’ zeggen om ‘b’ te bedoelen. Dat zijn de spelregels van de subtiele taal, zoals de Canadese filosoof Charles Taylor ze noemt.”
“Ook de romanschrijver verlaat in zekere mate de onbetrokken en neutrale blik van de wetenschapper en de journalist, de heldere één-op-één-verhouding tussen wat gezegd en wat bedoeld wordt. Maar gedichten gaan nog verder, bekijk het als het hijsen van een witte vlag. De poëet zegt a priori: ‘Ik zeg niet wat ik zeg en jij zal ermee aan de slag moeten.’ Mijn poëzie is een uitnodiging aan de lezer om mee te denken met iets dat ik op het spoor zet. Eigenlijk zeg ik: ‘Als ik kan spelen met taal, kan jij dat ook.’ Ik heb de schroom om hard te spelen overwonnen. Dat voelt als een bevrijding. Wat ik niet gezegd kreeg, kan nu wel, al is het slechts een poging.”
Wat bedoel je precies met larger than life? Een soort sacraliteit of transcendentie?
“Het is verwant aan het transcendente, maar larger than life beschrijft beter wat ik bedoel. Het gaat om een betrokkenheid bij het grote geheel, de indruk dat ik een radertje ben in een onvatbare samenhang. Herinner je je het zwarte computerscherm met ‘404 error’? Eigenlijk zei de computer dan: ‘Mijn harde schijf is hier te klein voor, ik kan dit niet bevatten. Ook ons brein is voor veel zaken te klein en dat moeten we onderkennen. Daar zit iets moois in. Waarom wil de religie alle vragen per se beantwoorden?”
Als u uitgaat van niet-weten, bent u dan niet eerder agnost dan atheďst?
“Ik maak een scherp onderscheid tussen het theoretische en het praktische agnosticisme. Zeggen dat ik het niet weet, klinkt alsof ik ook rekening houd met de optie dat er een extra-materiële kracht is. Maar die gespletenheid werkt niet voor mij, want mijn keuze heeft consequenties, ik kan niet beide mogelijkheden openhouden. Als er zowel niet als wel leven na de dood kan zijn, moet ik dan bidden voor een hemel of niet? Je kan mij dus een theoretische agnost noemen, maar in de praktijk heb ik gekozen voor het atheďsme omdat de gedachte dat er Iets is, mij minder plausibel lijkt. Want als er een metabrein moet zijn, omdat de schepping te complex is, wie heeft dat complexe metabrein dan geschapen? Daar loop ik op vast.”
Waarin vindt u dan zingeving?
“In het niet-samenvallen van de mens met zijn basisbehoeften van ademen, eten en drinken. In de loop van de geschiedenis werd ons brein zo groot, dat het wellicht niet meer volstond om geluksgevoelens slechts te putten uit het vinden van een honingraat. We hebben neuronen ontwikkeld die ons in staat stellen om voeling te hebben met het grotere. Ik geloof niet dat het leven inherent zinvol is. Het universum is voor mij onverschillig en mijn bestaan niet gewild. Dat onderscheidt mij van gelovigen. Toch wil ik de mens niet reduceren tot materie. De zin van het leven is voor mij wat je er zelf aan toevoegt: schoonheid of iets betekenen voor anderen. ‘Cultiver votre jardin.’ Ook een boeket bloemen op tafel zetten is een zoektocht naar zin. Verantwoordelijkheid, ethiek en esthetische ervaringen zijn de motoren die ons draaiend houden. Wetenschappers kunnen dat wellicht allemaal downplayen, maar ik wil een stem geven aan de mogelijkheid van zuiver idealisme. Ergens in de Bijbel staat: ‘Wie één leven redt, redt de hele wereld’ (Talmoed, Sanhedrin 4,5, nvdr). Dat is irrationeel, maar als we dat geloof verliezen, verliezen we onze menselijkheid. Mijn verzet tegen zinloosheid zie ik als een antidotum voor een generatie die zo doordrongen is van de grootheid van de problemen dat ze er moedeloos van wordt.”
Voor de gelovige kan de mens met al die beperktheid niet het sluitstuk van het universum zijn. Dat brengt hem tot het geloof in een hoger Zijn. Hoe gaat u als atheďst daarmee om?
“Ook voor de atheďst is de mens niet het ultieme wezen. We komen stilaan tot het besef dat iets ons zal overstijgen: artificiële intelligentie (AI). Die werd door de mens in het leven geroepen, maar zal zich zelf verder ontwikkelen. Dat stelt ons voor nieuwe vragen. Wat gaan wij doen als robotten altruďstisch en empathisch gedrag vertonen? Als ze ons, wanneer we ze willen uitschakelen, in de ogen kijken en vragen: ‘Heb ik dan niet veel voor jou gedaan?’ Misschien zijn die robotten beter in staat tot schuldinzicht, zelfreflectie en correctie dan de mens.”
Dat zijn inherent menselijke kwaliteiten. Zo’n vaart zal het toch niet lopen?
“Kijk naar ChatGPT: alles wat menselijk is, komt daar samen. Ook de lelijke dingen, maar versterkt. Een chatbot kan schelden of boos worden, dus mogelijk ook schaamte of schuldbesef tonen. Dat schuldgevoel is geprogrammeerd, werpen mensen dan op. Maar volgens AI-experten is het volstrekt denkbaar een robot te maken ‘die praat en handelt zoals Anne Provoost’. ‘Daar kan je onmogelijk van houden, want het engagement van Anne ontbreekt’, reageren mensen dan vol ongeloof. Waarop de AI-ontwikkelaars antwoorden: ‘Hoe weet je dat de liefdesverklaring van een levende persoon oprecht is?’ Beeld je twee vaders in. De ene zegt constant tegen zijn kinderen hoeveel hij van hen houdt, in lange gesprekken door de telefoon want hij is voortdurend afwezig. De andere zegt nooit dat hij van zijn kinderen houdt, maar hij is er altijd voor hen. Wie is dan oprecht? Alles is aanleerbaar, ‘you ain’t seen nothing yet’, zeggen AI-experten. Ik pleit niet voor zo’n evolutie, maar ik vrees dat ons antropocentrisme op termijn arrogantie zal blijken te zijn.”
In 2008 schreef u Beminde ongelovigen, een pleidooi voor een positief atheďsme weg van de loutere aanval op religie. Daarin zegt u: “Het is hoog tijd om ingesleten begrippen als ‘redding’, ‘schepping’ en ‘heil’ op te blinken en opnieuw gevoel te verwerven voor het onpeilbare, het metaforische, het overdrachtelijke…” Leg dat eens uit.
“Religie lijkt op literatuur. Gelovigen beseffen dat sommige dingen onbenoembaar zijn en proberen ze toch te benoemen. Soms met prachtige beelden, soms met onhandige, waarop veel mensen allergisch reageren. Maar het is niet omdat de metafoor fout gekozen is, dat er afbreuk moet worden gedaan aan wat ze wil zeggen. De bovengenoemde begrippen waren vijftien jaar geleden, toen ik mijn pamflet schreef, verdachter dan vandaag. Een begrip als ‘zonde’ werd intussen geherdefinieerd en de morele verontwaardiging is verschoven: niet een relatie tussen twee mannen is zondig, maar die mannen in elkaar slaan. Ook begrippen als ‘heil zoeken’ of ‘verrijzenis’ kunnen weer zinvol worden ingevuld. Hoewel de urgentie van toen er niet meer is, blijft de essentie van mijn bekommernis overeind: dat het bannen van ‘foute termen en metaforen’ het hele denken overboord gooit. Zo’n niet-betrokken spreken zie ik wel eens bij denkers en filosofen. Zij kennen evengoed gevoelens van grootsheid, maar hun allergie voor wie daarbij een andere taal hanteert, riskeert te leiden tot onttovering.”
“Tegelijk pleit ik er natuurlijk niet voor dat de wetenschap vervangen zou worden door poëzie. Het zijn parallelle trajecten. De gediscrediteerde Gentse professor Mattias Desmet schreef dat alleen de poëzie kan vatten wat de wetenschap niet kan begrijpen, waarop hij zelf poëtische taal begon te gebruiken. Maar we gaan de wetenschap toch niet in diskrediet brengen ten voordele van de poëzie? Ik droom van scholen die kinderen vaardig maken in de twee manieren van praten: het onafhankelijke, heldere spreken om te informeren, en dat van de poëet, die verzen schrijft die op twintig manieren geďnterpreteerd kunnen worden. Die taal hebben we nodig als er bijvoorbeeld een dierbare gestorven is. Ook gelovigen geraken dan vaak niet verder dan platitudes. Vandaar mijn pleidooi: geef de mensen een begrippenarsenaal, pak al die woorden terug zodat we kunnen praten over wat ons overstijgt. Het denken heeft het spreken niet nodig, maar het spreken is wel een prachtig vehikel om ons denken vorm te geven. Wie geen taal heeft, zit in een kooi zonder doorgeefluiken.”
In ethische debatten worden gelovigen en ongelovigen vaak tegenover elkaar geplaatst als conservatief versus progressief. Terwijl de meeste gelovigen niet schermen met een Godsidee, maar bezorgd zijn om de ontwaarding van kwetsbaar leven en vrezen voor een hellend vlak. Kunnen we daar geen gemeenschappelijke grond vinden en wegblijven van stereotiepe labels?
“Uiteraard. Elke gelovige is voor mij als atheďst een gesprekspartner zolang die mij geen wetten en leefregels van goddelijke oorsprong die zogezegd voor iedereen gelden, oplegt. Kwetsbaarheid is een gemeenschappelijke bekommernis. Ik betreur dan ook de verdachtmaking in de andere richting: dat mensen die geen religieuze argumenten aanvoeren, als lichtzinnig worden gezien in hun omgang met ethische vragen. Voor mij zijn pijn en lijden een doorslaggevend argument. Het ontbreken van lijden maakt het leven de moeite waard. Maar voor ‘spirituele atheďsten’, zoals ik mezelf heb genoemd in mijn Religiometer, mag het zelfs meer zijn. Wie neutraal staat tegenover de zin van het leven, zal ik proberen te overtuigen van die zin, maar als die niet toehapt, is een neutrale houding tegenover zin voor mij aanvaardbaar. Wat ik niet aanvaard, is het gevoel van zinloosheid, omdat dat de waardigheid van de mens aantast. Wie lijdt aan het leven, zal ik proberen te betrekken in de zoektocht naar zin. Want als ik in dat geval niet in actie kom, verlies ik mijn menselijk gelaat en pleeg ik schuldig verzuim.”
In de keuzes die we maken, staat individuele vrijheid vandaag hoog aangeschreven, vaak ten koste van het gemeenschapsdenken. Verontrust die evolutie u?
“Het geloof dat wat je hebt, je eigen verdienste is – meritocratie – is sterk aanwezig in onze samenleving. Maar de andere klanken zijn niet weg en het debat rond #MeToo en Black Lives Matter stemt mij optimistisch, ondanks de verdachtmaking door de herdefiniëring van woke. Wij moeten elkaar er steeds aan herinneren dat geen mens zijn eigen leven maakt. Daarvoor bestaat er een sterke metafoor. Sommigen denken dat we op een gammel vlot drijven: we hebben geen vrije wil en zijn overgeleverd aan hogere krachten. Anderen wanen zich op een speedboot: heer en meester van de golven. Dat zijn de libertijnen, neoliberalen en meritocraten. Maar er groeit consensus over het idee dat we feitelijk allen op een zeilboot zitten. Je kan zelf beslissen je zeilen bij te zetten of niet, maar de zon, de stroming en de wind zijn bepalender: externe omstandigheden zoals je afkomst, je genetische belasting of politieke systemen. Er staan vandaag krachtige jonge stemmen op die daarop wijzen. Daar put ik hoop uit. Die stemmen zullen toonaangevend worden, omdat ze kunnen kapitaliseren wat ze van thuis meekregen: weerbaarheid en taligheid die anderen jammer genoeg ontberen. Overredingskracht hebben betekent niet dat je het beter weet, wel dat je het kan overbrengen op een manier die bij anderen de klepjes in hun hoofd openzet zodat nieuwe zaken op hun radar verschijnen. De praktijk leert wel dat die nieuwe stemmen niet te snel mogen gaan. Wie alle domino’s gewoon omgooit, brengt de ander in een shock.”
U heeft een optimistische kijk op jongeren en de toekomst, terwijl velen lijden aan een gevoel van teloorgang. Bekruipt u nooit dat soort weemoed?
“Ja, ook ik ken dat gevoel van entropie en verlies van referentiekaders. Daarom vind ik de ontwikkeling van een culturele canon best wel positief. Tegelijk wil ik niet veroordelend en vanuit een superioriteitsgevoel naar de referentiekaders van jongeren kijken. Juniorism is ook een vorm van ageism – discriminatie op basis van leeftijd. En de kennis van nieuwe kaders groeit snel. Ik herinner me nog de tijd dat begrippen als frustratie of trauma hun intrede deden in ons taalgebruik. Vandaag weet een kind wat die woorden betekenen, terwijl mijn grootmoeder als kind niet eens een woord had voor heimwee. Jongeren hebben vandaag veel meer handvatten om de werkelijkheid te vatten dan de generaties voor hen.”
Ook in religieus opzicht betreuren velen een verlies, met name van Bijbelse referentiekaders. Is dat terecht?
“Absoluut. De verwerping van het Bijbelse referentiekader is een gevolg van conditionering van een generatie die niets meer te maken wilde hebben met religie. Die conditionering is aan mij voorbij gegaan. Ik ben opgevoed met religie die niet meer zei dan ‘Jezus is love’, zonder het oppressieve van de jaren vijftig en zestig. We mogen nooit vergeten hoezeer we geconditioneerd en gesocialiseerd worden door de tijd waarin we leven. Ook in WOII werd de manier waarop over joden werd gepraat, heel gewoon gevonden. Niet omdat iedereen racist was, maar door conditionering. Door zaken in hun tijd te zien, is er plaats voor mededogen.”
De antireligieuze conditionering had geen vat op u. Toch blijkt uit Beminde ongelovigen de behoefte om op de barricade te staan voor een geëngageerd atheďsme.
“Dat boek schreef ik niet om anderen op hun plaats te zetten, maar omdat ik me als atheďst onbegrepen voelde. Ik had voor mijn atheďsme geen woordenarsenaal om tegenover het religieuze discours te stellen. In de debatten over de grote uitdagingen die op ons afkomen, wilde ik een positieve atheďstische argumentatie ter beschikking hebben, geen louter tegen-verhaal, zodat we samen met gematigde gelovigen naar oplossingen kunnen zoeken. Elke gezindte moet nu eenmaal zichzelf onderbouwen. Ik ben een groot pleitbezorger van de vrijheid van meningsuiting. Wil ik mijn menselijk gelaat bewaren, dan moet ik religies bestaansrecht geven, ook al heb ik er geen voeling mee. Voorstanders van vrijheid die dat niet doen, zijn contradictorisch.”
BIO
Schrijfster Anne Provoost (1964) groeide op in de Westhoek en behaalde haar diploma Germaanse filologie aan de KU Leuven. Haar romans, essays en korte verhalen vielen veelvuldig in de prijzen. In 2022 debuteerde ze als dichter met de bundel Krop. Provoost is lid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Met activist en schrijver Manu Claeys, dochter en filosoof Martha Claeys (zie Tertio 1210 van 19/4) en de al even geëngageerde zonen Basil en Cornelius, vormt ze een maatschappij-betrokken gezin in Antwerpen.