| |||
Nieuws Auteur |
Favoriete fragmentHet fragmentI remember waking too early, moving in the hallways of the house of the sleepers, I remember padding into my parents' room. Harold Brodkey, Stories in almost classical mode, Vintage Books, 1989. Anne Provoost over haar keuzeMensen die het kunnen weten zeggen: geluk kun je niet nastreven. Je kunt er niet naar op zoek omdat het niet op zichzelf voorkomt. Het is een bijproduct van iets anders, de nevenwerking van een reeks van dingen die mensen met wisselende frequentie en intensiteit overkomen, zoals daar zijn: een blijk van erkenning, een gevoel van welslagen, een moment van inzicht. Eerst krijgen we de kleuren, het rood van de lichamen, het blauw van de lakens en de muren, en het roze van de weerkaatsing van de warmte die uit de ledematen opstijgt. We krijgen de afmetingen, de verhoudingen tussen het reusachtige van de slapende ouderlijven en het petieterige van het kind. Dan de verwijzing naar het gevaar van de knieën. Het kind vindt ze eng, de knieën van zijn moeder, want ze stuurt er hem mee, ze drijft hem ermee op, duwt hem in richtingen die hij niet gaan wil. Het kind zal schreeuwen als ze dat doet, dat weet ze. Misschien zal het slaan. En uiteindelijk komt het afscheid, het achterom kijken, het begrijpen dat iets voorbij is. Het zinnigeDit fragment grijpt in op de bezenuwing van mijn ruggengraat omdat het het moment weergeeft waarop een kind afstand neemt. Op een ochtend gaat het rechtop staan. Het overziet de verhouding tussen het horizontale en het verticale; liggend zijn de lakens, de lichamen, de knie, het graf. Staand het hoofdschot van het bed en het kind zelf. Ineens ziet het zijn ouders als anderen, als anders. Dat lijkt me een heel belangrijk moment in een kinderleven, die flits van besef dat het prille begin hier al eindigt. Het inzicht van het kind verbonden aan het mijne, daarvoor ga ik staan. Het verdrietOf is wat me aanspreekt het nostalgische, het verdriet in het verhaal? Zo ja, wat is er dan aantrekkelijk aan verdriet; ik zocht toch geluk?
Inzicht verwerven kan ik beter met een triest boek dan met een bezoek aan een pretpark. Ik wil geen plezier, het maakt me neerslachtig. Was het niet de betreurde Herman de Coninck die zei: 'Optimisme deprimeert mij, alle soorten blijheid, omdat ze zo dom zijn. Pessimisme deprimeert nooit, ofwel is het gerechtvaardigd, en meestal is het dat, ofwel is het tè, en dan is er de opluchting nadien van nou heb ik het wel gehad, voortaan kan alles alleen nog relatief meevallen.' En wat stemt er dan neerslachtig in deze tekst? Ik vermoed het feit dat ik niet zo zeker weet wat Brodkey bedoelt. Zegt hij: het kind wordt groot omdat de ouders slapen? Of zegt hij eerder: het kind wordt groot in weerwil van het feit dat de ouders slapen? En zie naar het kind. Het zegeviert. 'I am a standing child now.' Iedereen herinnert het zich nog van vroeger: de vervreemding die je voelde als jij wakker was en je ouders sliepen. Ze leken zo in zichzelf gekeerd, plotseling, zo afwezig. Je betrad een kasteel van schone slapers. Je keek maar je werd niet bekeken. Wisten ze dan niet hoe vilein je was als ze niet opletten? Wat kon je allemaal niet uitrichten? Brodkey wijst op de macht van het kind, het kind als konkelaar, het kind als verzoeker. Het neemt afscheid van zijn ouders lang voor de ouders daartoe bereid zijn. Mijn dochter is zes als ik een soortgelijk moment met haar meemaak. We lopen op het trottoir van de Turnhoutsebaan, we zijn zopas in de dierenwinkel eten voor de vissen gaan halen. Ze heeft haar hand in de mijne. Ze zegt: 'Mama, ik wil nu al iets zeggen voor als ik doodga. Verbrand me maar niet. Stop me liever in een kist. Een schatkist.' Ze is doodernstig, geen zweem van spijt op haar gezichtje. Haar woorden hebben op mij hetzelfde effect als de tekst van Brodkey. Ik blijf bewegingloos bij het zinnige van wat ze zegt, het woordspel, maar vooral het verdriet. 'O nee,' bedenkt ze even later. 'Daar kun jij niet voor zorgen, want jij bent ouder dus jij gaat eerst dood.' 'Je moet kinderen hoop geven,' zeggen mensen als ik hen vertel dat ik een boek wil schrijven dat slecht afloopt. Brodkey drijft me op met zijn knieën. Net als het kind vind ik ze eng, misschien ga ik wel schreeuwen. Maar het is wat ik zoek als ik lees. Het is helemaal wat ik wil hebben als ik me in een tekst verlies. Het houdt we wakker, voorlopig sta ik nog. En dat praalgraf, dat is bij wijze van spreken, dat is maar literatuur, helemaal alsof, voorlopig. ![]() Hoofdpagina's: ZonKijken | Arkvaarders | Roos&zwijn | Vallen | Grindewal | Springdag | Beminde Ongelovigen |